donderdag 28 januari 2010

Poëzie wordt een filmpje, de dichter een visueel artiest


Op het Poetry International Festival werd dit jaar voor het eerst digitale poëzie gepresenteerd. Vooral de liefhebber van poëzie op papier moet wennen.
Op het beeldscherm verschijnen gedichten, op de maat van de muziek of afgewisseld met beelden, om vervolgens te vervagen. Soms ook, dienen beeld, geluid en woorden zich tegelijk aan. Zo wordt poëzie een filmpje en de dichter een visueel artiest. Voor de liefhebber van poëzie op papier is het wennen.
Digitale poëzie heet het verschijnsel en op het Poetry International Festival in Rotterdam werd er gisteravond een discussie aan gewijd.

Maar eerst moest de vraag ‘Wat is digitale poëzie’ worden beantwoord. Het enige vereiste voor digitale poëzie is dat het is gemaakt met computers en dat het alleen met computers kan worden vertoond, luidde de conclusie al snel. Voor het overige zijn de vrijheid en de mogelijkheden voor de dichter eindeloos – al leidt dit tot een zekere passiviteit bij de lezer. In Slaaplied van Tonnus Oosterhoff bijvoorbeeld. Daar verschijnen en vervagen delen van het gedicht tegen een witte achtergrond, op de maat van pianomuziek van Bach. Sommige woorden verschijnen slechts enkele seconden op het beeldscherm. Daardoor wordt de lezer de mogelijkheid ontnomen om zelf het leestempo te bepalen, of het gedicht nog eens terug te lezen. Misschien zelfs, kan de lezer hier beter ‘toeschouwer’ worden genoemd.
Toch kan de dichter van digitale poëzie er voor kiezen zijn lezer een  actievere rol te laten spelen, zoals Rozalie Hirs dat doet in haar gedicht Stamboom. Harm van den Dorpel maakte van de stamboom een geanimeerd mobiel op het scherm, waarbij de lezer de takken kan doen bewegen en de boom kan laten rond draaien door de muis te bewegen. Aan de takken ‘hangen’ geen namen, maar fragmenten van familieverhalen, die de lezer in eigen tempo in zich kan opnemen. Hoewel de lezer zelf enige controle uitoefent, kan het gedicht nooit helemaal worden bekeken.
In het gedicht Wat we hadden is nog niet geweest van Jan Baeke en Alfred Marseille beweegt de tekst in twee regels over het scherm; de bovenste naar rechts en de onderste naar links. Tegelijk zijn beelden te zien van zogenoemde keukenfilms uit de jaren vijftig en zestig, waarin de nieuwe welvaart wordt verheerlijkt. Zo zien we een stel dat langs koelkasten en fornuizen danst, opgesteld als de prijzen bij het tv-spel Rad van Fortuin. „Een man komt de keuken binnen en weet niet waar te beginnen”, is een van de regels op het beeldscherm. Muziek en oude fragmenten van stemmen brengen de lezer in de sfeer van die tijd, maar vragen ook veel van de zintuigen.
Dat gebeurt vooral als beelden van pratende mensen niet synchroon lopen met de uitgesproken tekst – die dan weer verschilt met de tekst die door het beeld loopt. Dan komt de toeschouwer niet eens toe aan het lezen van de tekst en wint de vorm het van de inhoud.

Geen opmerkingen: